Paaitrek op de rivier; Geweldige vangsten mogelijk

28-03-2012 | Artikelen | Witvis | Schrijver: Ingmar Boersma
Het voorjaar is bij de meeste witvissers vast wel bekend als één der beste vis perioden van het jaar. De vis trekt dan vooral de rivieren op om te paaien en is dan doorgaans goed vangbaar. Dat er iets meer haken en ogen aan zitten dan het simpel met een hengeltje aan het water neerploffen, hoop ik u in dit relaas duidelijk te maken. Wellicht hebt u wat aan mijn handreikingen.

Tijdens de trek moet de vis de barrières nemen die de rivier voor hem opwerpt. Stuwen vormen een lastig onderdeel, en natuurlijk de stroming zelf. Bij regen rivieren, waarvan we er in ons land veel hebben, geldt dat de hoeveelheid water die wordt afgevoerd sterk wisselt en dat daarmee de stroom snelheid ook kan veranderen. Het kan in de winter en het vroege voorjaar qua stroming behoorlijk tekeer gaan op onze rivieren.

Foto1Inhetvoorjaarstaatderiviervaakhoog

Vanuit mijn betrokkenheid bij de lokale hengelsportvereniging in mijn woonplaats ben ik regelmatig aanwezig geweest bij onderzoeken naar optrek van vis langs stuwen d.m.v. vistrappen. Hieruit is mij het nodige wetenswaardige materiaal duidelijk geworden. Ik vertel u vast niks nieuws als ik zeg dat de meeste vissen van nature de weg van de minste weerstand kiezen. Bij het optrekken kiezen ze dus voor plaatsen waar minder stroming loopt. Binnenbochten, net uit de hoofdstroom, vlak langs de oever en….. Kribben. Kribben zijn bedoeld voor het reguleren van de stroming van de rivier ter meerdere eer en glorie van ons mensen. De vis heeft er echter ook veel aan.

Kribben

Doorgaans is het, zeker zonder boot met dieptemeter, lastig om inzicht te krijgen in hoe de onderwaterwereld van je stek eruit ziet. Hoe geweldig is het daarom niet dat wij als vissers gebruik kunnen maken van kribben als stek? Door de stromingsloop in een krib vak, het gebied tussen twee kribben, vormt zich een vrijwel overal gelijk en voorspelbaar profiel. Hierdoor kun je behoorlijk inschatten hoe het er qua diepte verloop onder water uitziet. Ja, je kunt zelfs een heel betrouwbare inschatting maken waar je welke vissoort kunt vinden. En dat is toch wat we allemaal willen weten nietwaar? Waar zit de vis? Voor een goed begrip moeten een aantal termen wel duidelijk zijn. Allereerst de hoofdstroom. Die loopt langs de kop van de kribben en botst er tegenaan. Hierdoor ontstaat een terug draaiende beweging in een krib vak. Als de ronddraaiende stroom bij de andere krib uitkomt, loopt er binnen het krib vak een soort sub-stroom. Er is ook een deel waar het nauwelijks stroomt. De rand van de hoofdstroom en het gebied waar het niet of nauwelijks stroomt heet de stroomnaad.

Foto2

Door het constant wervelen van het water, slijt de bodem van een krib vak dieper uit waar de stroming loopt en vormt zich ondieper water waar de stroming omheen loopt. In het midden van een vak vindt je dus doorgaans een ondiepe zandplaat. Hier staat veelal niet meer dan 1 à 1,5 meter water. En dat terwijl in de geul er omheen, dus soms zelfs dichter naar de kant, wel een meter of 3, 4 kan staan. Zeker tegen de kop van de krib, zowel stroomop- als stroomafwaarts, kan de diepte flink oplopen. Voeg hierbij enige kennis van het gedrag van onze geliefde witvissen en je kunt aardig beredeneren waar je welke vissoort kunt verwachten. Tenslotte: Je kunt zoveel lezen en zoveel plaatjes bekijken als je wilt, de praktijk leert je het beste hoe het zit. Ook onthoud je de dingen dan vaak beter. Een prachtig voorbeeld van een “ouwe rot in het vak” uit mijn omgeving wil ik u daarom niet onthouden. Neem eens een emmer water, doe er een flinke schep zand in en ga maar eens met een lepel een ronddraaiende beweging door de emmer maken. Ziedaar: Al het zand zal zich na korte tijd in het midden van de emmer verzamelen. Dat is wat de stroming doet, ook in een krib vak en zo vormt zich dus de diepte en de zandplaat.

Welke vissoort zit waar?

Foto5

Allereerst de blankvoorn. Deze vind je vooral rond de kop van een krib, vooral stroomafwaarts gezien. Ook wel stroomopwaarts, maar daar kun je er technisch gezien wat lastiger op vissen. Hierop kom ik in een ander artikel nog eens terug als het gaat om het vissen vanaf de krib. De brasem vind je vooral in de delen waar het wat minder stroomt.

Foto9

Foto10

In de hoeken tegen de kribben en langs de kanten, evenals op en tegen de in het midden gevormde ondiepte. Voor beide soorten geldt overigens dat ze ook goed vangbaar zijn tegen en net buiten de stroomnaad, waar nog niet de volle stroming loopt. Dan even de winde. Die vormt een apart verhaal.

Foto 11 Een beste winde van 55 cm in het voorjaar gevangen aan de IJssel

In de paaitijd heeft de winde voorkeur voor optrekken langs de oevers om de hoofdstroom wat te vermijden. Je kunt de winde dan ook aantreffen in en rond de stroomnaad, maar zeker ook pal tegen de oever en de kribben zelf. Echt, je vangt ze dan soms op nog geen meter water. Bij mij in de buurt, ik woon in Zwolle, vist men op de Overijsselse Vecht op winde met een vaste stok van maximaal 5 meter. In de Vecht zijn geen kribben, dus vissen gebeurt hier rechtstreeks vanaf de kant in de stroming. De dikste vissen, tot over de 60 cm, worden op hooguit 3 tot 4 meter uit de kant gevangen.

Barbeel

De barbeel is een echte vis van het stromende water. Je treft hem dan ook in de volle stroming aan. Vis voor de barbeel dus niet achter, maar juist óver de stroomnaad heen in de volle stroming. Over de optrek van barbelen kan ik uit eigen ervaring niet zoveel zeggen in relatie tot het vangen ervan. Daarom heb ik mij voor het onderstaande gebaseerd op de inhoud van het “Kennisdocument Barbeel” van Sportvisserij Nederland. Dit document is, net als vele andere documenten over vissoorten, via hun website te downloaden in pdf-formaat. Hierin valt onder andere te lezen dat barbelen in de paaitijd, net als de hiervoor genoemde vissoorten, trekken naar de paaigronden. Die bestaan voor barbeel uit ondiepe delen van stromend water met een harde grindbodem. Aangezien onze gangbare barbeel rivieren, de Maas, IJssel en natuurlijk de waal, niet overlopen van dergelijke plaatsen, durf ik de stelling wel aan dat ze een beetje zullen trekken in de paaitijd. Houd me ten goede, ik baseer dit niet op kennis, maar op persoonlijke inschatting. Verder valt uit het document op te maken dat barbeel paait in de periode mei tot begin juli, met, net als de andere vissoorten, enige uitloop naar voren zowel als naar achteren. Dat betekent dus dat de barbeel normaliter ruimschoots achter de andere witvissen aan komt. Of het daar aan ligt of niet, weet ik niet maar ik heb in het (vroege) voorjaar, de tijd waarop ik op witvis op de rivier vis, nog nooit goed barbeel gevangen zoals dat wel voor overige witvis soorten geldt. Een ander leuk item vind ik nog wel dat in het Kennisdocument wordt vermeld dat de barbeel in de zomer – of liever gezegd – buiten de paaitijd, nauwelijks migreert. Het goede nieuws is dan dus volgens mij dat als je ze eenmaal ergens gespot hebt, de kans groot lijkt dat je ze er vaker kunt tegenkomen.

Wanneer trekt welke vis?

Zelfs over het moment waarop welke soort trekt is wel iets zinnigs te zeggen. Als je de voor ons sportvissers interessante soorten af gaat, beginnen we chronologisch gezien met de winde.

Foto13

Ergens in april voegt de brasem zich in het rijtje en in mei komt de kolblei.

Zoals u hierboven kunt lezen sluit de barbeel de rij vanaf mei tot in de zomer. Natuurlijk is het onzin om te verwachten dat je met de kalender in de hand naar het water kunt om op de datum nauwkeurig je vis te vangen. Dit is een richtlijn. De praktijk is van veel meer dan alleen de tijd van het jaar afhankelijk. Paaitrek wordt ingegeven door een aantal factoren. Watertemperatuur, daglicht en weersomstandigheden spelen een rol. Als bijvoorbeeld door ineens invallende kou de (water)temperatuur snel daalt of ineens blijft steken, kan de hele trek zomaar stil vallen of vrijwel onopgemerkt voorbij gaan. Ook kan een langdurige periode van warm weer, zoals in het voorjaar van 2011, een paaitrek als een harmonica uit elkaar trekken. Je kunt het dus nooit exact zeggen en eigenlijk is dat maar goed ook.

Foto12

Bovenstaande is echter een aardige indicatie. Bedenk ook dat, vooral als je net voor of net na de echte hausse van de trek zit te vissen, het zomaar kan gebeuren dat je ineens enkele vissen vangt, waarna het weer stil wordt. Er trekt dan een klein groepje vissen of zelfs een enkeling voorbij. In de volle trek periode komt er zoveel vis langs dat dit lopende band werk wordt. Daar net buiten trekken ze echt langs en is het lastig om de vis echt op de stek vast te houden. Vooral in het vroege voorjaar kan het dus best een taaie visserij worden, maar je pakt dan vaak wel lekkere dikke vissen. Probeer het maar eens. Wedden dat het bij u, net als bij mij, verslavende trekjes gaat krijgen?

Deel deze pagina